KERKOMROEP VIA DE KABEL

een aanzienlijk goedkoper alternatief

 
Nieuwe informatie: Verschillende zaken komen in het onderstaande artikel niet uitgebreid genoeg of zelfs helemaal niet aan de orde. Ons vervolg-artikel De kerk en de kabel: hoe komen we erop?! gaat hier dieper op in, zie http://www.opensourcepartners.nl/ktel/cai.
 

Inleiding

Onderstaande bevat een aantal merkwaardige conclusies, die haaks lijken te staan op wat af en toe wordt beweerd. Als iemand fouten in de redeneringen of berekeningen kan ontdekken (en dat is heel goed mogelijk), zou ik dat bijzonder graag horen. Alle commentaar is welkom op ktel@opensourcepartners.nl

Veel van de achtergronden en conclusies zijn naar voren gekomen tijdens een gesprek van bijna drie uur lang met Herman Grooten, de directeur van de REKAM (stichting regionale kabeltelevisie midden-holland, www.rekam.nl), een wat kleinere kabelonderneming in Gouda en omgeving, met zo'n 50.000 abonnees. Dhr. Grooten is afgestudeerd in de transmissietechniek, maar heeft bovendien juridische en bedrijfseconomische opleidingen gevolgd. Uit alles bleek dat hij bijzonder goed op de hoogte is, en veel verstand heeft van de besproken zaken.

De REKAM is bijzonder actief met zoveel mogelijk nieuwe toepassingen voor de kabel, en het bleek dat alle Orbitron systemen met hulp van de REKAM zijn ontwikkeld en uitvoerig op het REKAM netwerk zijn getest. Bijvoorbeeld voor het nieuwste Orbitron GSRD systeem ("7"-kanaals) zijn uitgebreide luisterproeven gedaan in Goudse verzorgingshuizen wat uiteindelijk heeft geleid tot de huidig toegepaste codeermethode. Verwonderlijk voor ons was dat de afstandbediening een expliciete wens blijkt te zijn van de Goudse bejaarden, niet omdat de bedieningsknoppen op de ontvanger zelf problemen opleverden, maar omdat de bejaarden de ontvanger graag o.a. vanuit bed wilden kunnen bedienen.

In Gouda en omgeving worden op dit moment verschillende Orbitron systemen ingezet voor vele kerken met in totaal 600 luisteraars (geplaatste ontvangers), en daarnaast worden diverse andere audio-uitzendingen zoals een ziekenomroep via Orbitron systemen verspreid.

Bij het uitzenden van kerkdiensten over een CAI-netwerk (Centrale Antenne Inrichting, "televisiekabel") spelen de volgende zaken:
1. Transport van kerk naar inkoppelpunt
2. Modulator
3. Distributie over CAI-netwerk
4. Ontvangers

(Voor mensen die niet zo bekend zijn met de techniek: het inkoppelpunt is de "start" van het kabelnetwerk, en de modulator is de "zendmast", het apparaat dat de signalen uit de kerk omzet in hoogfrequent-signalen die vervolgens via het kabelnet kunnen worden verspreid.)

Voor Gouda en omgeving is er een "Stichting Kerkradio" die de zaken beheert en coördineert. (In de Goudse praktijk blijkt dit een samenwerking te zijn tussen verschillende stichtingen; voor het gemak zal ik het hier beschrijven volgens de eenvoudigere mogelijkheid dat er maar 1 stichting is die alles doet). Ik zal hieronder weergeven hoe een en ander in dit geval wordt geregeld, maar ook hoe dat in het algemeen kan gebeuren. Hierbij spelen diverse (wettelijke) regelingen een rol die een brede werking hebben en algemeen toepasbaar zijn. Hieruit is veel informatie te halen die niet eerder boven tafel is gekomen.

1. Transport van kerk naar inkoppelpunt

Het transport van kerk naar inkoppelpunt komt in Gouda geheel voor rekening van de individuele kerk.

Sinds 1998 mag iedereen telecom-kabels in de grond leggen, en dit wordt dus gedaan. De plaatselijke overheid is verplicht kabels voor (aanvoer naar) openbare omroepnetwerken (officiële naam voor CAI) te gedogen volgens artikel 5 van de telecommunicatiewet (www.minvenw.nl/dgtp/home/wetsite). Voor kabels die niet bij een openbaar omroepnetwerk of openbaar telecomnetwerk horen, moet een eventuele afwijzing ook gemotiveerd worden; meestal is er geen geldige reden voor afwijzing, wat in de praktijk betekent dat vrijwel alle kabels worden gedoogd. Voor het aanleggen van de kabels kunnen in veel gevallen gemeenteleden worden gevonden die beschikken over de nodige kennis en ervaring (en wellicht materieel via hun werkkring).

In Gouda wordt ook een enkele radio-straalverbinding toegepast bij een kerk die als eiland in een asfalt-zee staat (graven voor kabels is dan wat lastig).

Als op deze manier wordt gewerkt, zijn de effectieve maandelijkse kosten voor het traject kerk-inkoppelpunt bijna nul.

Natuurlijk kunnen ook (evt. tijdelijk) KPN-huurlijnen worden gebruikt, of een verbinding op basis van Internet-technieken. Ook zouden de kosten op een andere manier kunnen worden verdeeld. Deze zaken kunnen binnen de plaatselijke stichting worden geregeld.

2. Modulator

De modulators zijn eigendom van de Stichting Kerkradio en (1/7e delen ervan) worden aan individuele kerken verhuurd.

Er zijn kabelexploitanten die enkel kerkradio willen distribueren als zij zelf de modulatoren in beheer hebben, omdat ze zeggen de zekerheid te willen hebben dat geen rommel-signaal wordt aangeleverd. Als hiervoor een erg lage prijs wordt gevraagd, zou dat overwogen kunnen worden.

Er is echter geen enkele reden waarom de kabelexploitant mag weigeren een reeds gemoduleerd signaal te accepteren. Alle "normale" radio- en TV-signalen worden immers ook gemoduleerd aangeleverd (uit de lucht of via satelliet), zij het meestal op de verkeerde frequentie. Bovendien worden gecodeerde zenders zoals Canal+ ook buiten het bereik van de kabelexploitant gecodeerd, en zijn decoders daarvoor ook buiten de kabelexploitant om te huur. Als de kabelexploitant niet wil, vraag hem dan een brief te schrijven over wat precies het verschil is tussen "normale" gemoduleerde en gecodeerde radio- en TV-zenders en gemoduleerde kerktelefoon, en dan op een zodanige manier dat de NMa en OPTA het ook snappen (Nederlandse Mededingingsautoriteit, www.nma-org.nl; Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, www.opta.nl). Kabelexploitanten kunnen dat niet en zullen accoord gaan.

(Merk op dat voor ontvangen radio- en TV-signalen meestal her-modulatie nodig is om op de voor de kabel gewenste frequentie terecht te komen. Ook bij kerkomroep kan dat theoretisch worden toegepast, maar dat mag niet verrekend worden in de kostprijs omdat het een nutteloze operatie is; wij kunnen het signaal immers aanbieden op elke frequentie die de kabelexploitant wil. Zie ook bij punt 3.)

Het ligt voor de hand aan lokale stichtingen te adviseren om modulatoren altijd in eigen beheer te houden. Dat is namelijk de enige garantie dat eventuele huurtarieven niet zullen stijgen. Bovendien laat dat de optie open om op termijn over te stappen op een alternatief systeem (of alternatieve aanvoermethode) zonder dat de kabelexploitant daar iets voor hoeft te doen.

De Stichting Kerkradio huurt van de kabelexploitant wel ruimte in het inkoppelpunt om de modulatoren op te stellen. Hiervoor kan een kleine vergoeding worden betaald, hooguit een tiental guldens per modulator per maand. (Voor het gemak zijn gedurende het hele gesprek geldbedragen in guldens uitgedrukt.) De kabelexploitant staat tevens toe dat de aanvoerlijnen (als bedoeld in punt 1) worden aangelegd, onderhouden en wellicht uitgebreid bij de komst van een nieuwe kerk.

Als de kabelexploitant geen ruimte in het inkoppelpunt ter beschikking wil stellen, of een hoog tarief wil vragen (daar heeft hij het recht toe), kan de modulator bijvoorbeeld in de dichtstbijzijnde kerk worden geplaatst, of in de woning van een gemeentelid, of eventueel zelfs in een "grijze kast tegen de buitenmuur" zoals voor telefoon en kabel vaak toegepast. Zoals reeds genoemd bij punt 1, kan de stichting zonder problemen kabels leggen; daar kunnen ook gemoduleerde signalen overheen gaan. Op die manier wordt dus een kant-en-klaar gemoduleerd signaal door middel van een standaard kabel in het inkoppelpunt binnen gebracht. Er is geen manier waarop een kabelexploitant bij de NMa/OPTA duidelijk kan maken waarom dit niet geaccepteerd zou kunnen worden.

3. Distributie over het CAI-netwerk

Het kerkomroep-signaal kan op een willekeurige frequentie op de kabel worden gezet, maar bij voorkeur op een plaats die moeilijk voor andere doeleinden kan worden gebruikt (dan zit er niets in de weg, en wordt er ook niets in de weg gezeten). Het advies is om vlak onder de FM-band te gaan zitten, namelijk in de band van 80,6 tot 87,5 MHz (FM loopt van 87,5 tot 108,0).

In de wandcontactdoos van de CAI-aansluiting in huis zit een filter dat voor radio precies de FM-band doorlaat om het signaal zo "schoon" mogelijk te houden. Het resultaat is echter om praktische redenen niet direct nul buiten de gedefinieerde FM-band, maar het is een langzame afname. In de genoemde band van 80,6 tot 87,5 MHz is de demping ergens tussen de 1dB en 9dB, maar hoe dat precies loopt is niet gespecificeerd en ook niet van belang. Het Orbitron systeem heeft een aanzienlijk kleinere signaalsterkte nodig dan normale FM-zenders, en de demping is dan geen enkel probleem. (NB: het is nog onbekend hoe het Itess/SMI CAI-systeem in deze frequentieband zal functioneren.)

Er is geen enkele kabelexploitant die voor de NMa/OPTA kan bewijzen dat een kerkomroep-signaal niet kan worden gedistribueerd omdat de netwerkcapaciteit dat niet toelaat, zeker niet als wordt gewezen op de genoemde frequentieband die immers "normaal" niet kan worden gebruikt. Bovendien is het systeem zodanig ontwikkeld dat het geen extra belasting levert voor de versterkers die in het CAI-netwerk zijn opgesteld. Het kabelnet in Gouda kan prima als bewijs dienen; dat is namelijk het "volste" kabelnet van Nederland, met 46 TV- en 60 radio-kanalen, en naast de Orbitron systemen die nu al in gebruik zijn, is er nog steeds plaats voor nieuwe.

Als de kabelexploitant beweert dat de gevraagde ruimte is gereserveerd voor een toekomstige toepassing, kan er niet aan NMa/OPTA duidelijk worden gemaakt dat er ook maar 1 mogelijke dienst bestaat of in ontwikkeling is die specifiek van precies die frequentieruimte gebruik maakt of zal gaan maken. Zo'n dienst is er namelijk niet. En zelfs dan kan de kerkomroep zonodig eenvoudig in een ander gebied worden ingezet, bijvoorbeeld net boven de FM-band (108-112 MHz) of desnoods rond 900 MHz wat buiten het "officiële" bereik van de kabel ligt.

Wat de kabelexploitanten ook beweren, elke kabelexploitant in Nederland heeft overcapaciteit. De OPTA is zich hiervan ook terdege bewust, zoals gemeld in de toespraak van OPTA-voorzitter Arnbak op het kabelcongres van 22 maart 2002 (www.opta.nl/download/speech_kabelcongres_220302.pdf).

Dan wat betreft de tarieven voor distributie. Hierover doen de wildste geruchten de ronde, maar met enige kennis van zaken kan daar snel een eind aan worden gemaakt.

De OPTA en NMa hebben in de "Richtsnoeren met betrekking tot geschillen over toegang tot omroepnetwerken" (art 12; www.opta.nl/download/rsttk.pdf) vastgelegd dat de maximaal te betalen doorgiftevergoeding gelijk is aan de kostengeorienteerde kanaalprijs plus specifiek aan de doorgifte van het betreffende programma toe te rekenen kosten (bijv. auteursrechten). Dat laatste element is bij kerkomroep niet aan de orde, waar nodig kan de Stichting Kerkradio dat zelf afhandelen.

De kostengeorienteerde kanaalprijs is (art. 11) gedefinieerd als de integrale kostprijs op basis van werkelijke gemaakte historische kosten (fully allocated costs) die benodigd zijn voor enkel de distributie, plus een kleine winstopslag, evenredig verdeeld over alle beschikbare frequenties en toegerekend op basis van het werkelijk gebruikte frequentiebandje. Daarbij maakt het in het geheel niet uit wat er met dat frequentiebandje wordt gedaan, dus bijvoorbeeld dat er met Orbitron 7 of met Itess/SMI 60 kerken worden doorgegeven. Dat is nog eens duidelijk vastgelegd in de uitspraak van de OPTA toen Canal+ twee digitale televisiesignalen over 1 "normaal" televisiekanaal ging uitzenden (www.opta.nl/documenten.asp?id=257, juli 2000).

Bovendien geldt dat de kanaalkosten niet discriminerend mogen zijn (art. 10). Het blijkt uit een eigen publicatie dat UPC, met 40% marktaandeel de grootste kabelexploitant van Nederland, momenteel geen enkele doorgifte-kosten berekent voor niet-commerciële radio-omroepen (UPC Kabelradionota 2002-2003, par. 6.2, www.upc.nl/filelibrary/doc/kabelradionota_2002_2003.doc). Dat betekent dat ook kerkomroep, op basis van non-discriminatie, gratis zou moeten worden doorgegeven; de kerken en de Stichting Kerkradio zijn immers niet-commerciële instanties.

Het is echter verstandig om, na de kabelexploitant hierop gewezen te hebben, toch aan te bieden een redelijke distributie-vergoeding te willen betalen die wij dan zelf voorstellen. Natuurlijk weten wij de kosten van de betreffende kabelexploitant niet, maar we kunnen wel een schatting maken waar een kabelexploitant moeilijk nee tegen kan zeggen.

Merk op dat de kosten altijd worden berekend ofwel per abonnee danwel per aansluiting. Een aansluiting is "tot de deur", dus abonnees plus potentiële abonnees. Als vuistregel kan worden aangehouden dat het aantal aansluitingen grofweg tot anderhalf keer het aantal abonnees kan zijn. Voor de uiteindelijke berekening maakt het niet uit of per abonnee of per aansluiting wordt gerekend, want de totale netwerkkosten zijn natuurlijk hetzelfde, maar van belang is wel dat altijd op dezelfde basis wordt gerekend. In de onderstaande berekening wordt uitgegaan van de kosten per abonnee.

In Gouda betalen de kabel-abonnees al jaren NLG 10,- per maand. Daarmee wordt alles betaald, dus naast de distributie ook de verschuldigde auteursrechten, de ontvangst-apparatuur voor de vele radio- en TV-kanalen en het salaris van de directeur, maar er wordt geen geld betaald aan TV-kanalen (dus Discovery en Eurosport zitten principieel niet op de kabel) en er wordt ook geen winst gemaakt (het is een stichting). De auteursrechten, kosten voor ontvangst-apparatuur en directeur mogen niet worden meegerekend in de kostengeorienteerde kanaalprijs, dus we kunnen veilig stellen dat NLG 10,- per maand het maximum is wat per abonnee aan kosten gemaakt wordt, en dat geldt voor alle kabelexploitanten totdat zij het tegendeel kunnen bewijzen (en dat kunnen ze niet).

De beschikbare ruimte voor uitzendingen op de kabel loopt van 47 tot 860 MHz, dus totaal 860-47=813 MHz (en de retourkanalen voor o.a. kabelmodem liggen tussen 5 en 47 MHz). Door allerlei technische oorzaken is daarvan slechts 360 MHz bruikbaar voor hoge-kwaliteit (=lage storing) distributie, dat zijn 60 PAL-kwaliteit kanalen van 6 MHz per stuk. Dat betekent NLG 10 / 360 MHz = NLG 0,0278 oftewel EUR 0,0126 per bereikte kabel-abonnee per MHz per maand. En dat is nog steeds het maximum.

Van dat maximum gaat wat af, om tenminste de volgende redenen:

a. Het frequentiegebied waar kerkomroep zit, is niet bruikbaar voor "normale" toepassingen.
b. Er is een veel lagere signaalsterkte nodig dan voor "normale" kanalen, dus veel minder belasting van de CAI-signaalversterkers.
c. De kabelexploitant hoeft geen garantie te geven dat het signaal in topkwaliteit wordt doorgegeven, de ontvangers zijn erg robuust.
d. Zoals al aangegeven zitten in de berekende maximumprijs vergoedingen voor zaken die niets met de distributie van kerkomroep-signalen te maken hebben, en dus eigenlijk ook niet mogen worden verrekend.
e. Er wordt natuurlijk niet precies 1 MHz gebruikt, maar per Orbitron systeem slechts 0,7 MHz.

Tezamen kunnen punt a t/m d een korting opleveren van bijv. 50%. Met verrekening van punt e wordt een redelijke prijs dan 50% van EUR 0,0126 * 0,7 MHz = EUR 0,0044 per Orbitron systeem per abonnee per maand. Als extra toegift aan de kabelexploitant kan gerekend worden met EUR 0,005 per Orbitron systeem per bereikte kabel-abonnee per maand.

Als de kabelexploitant niet met deze berekening kan instemmen, zal hij zelf met de juiste cijfers moeten komen, wederom zodanig opgeschreven dat de NMa/OPTA het begrijpen. En dan moet natuurlijk ook uitgelegd worden waarom "normale" niet-commerciële radiozenders wel gratis op de kabel mogen.

Ter indicatie: Bij 30 luisteraars per kerk (het geschatte landelijk gemiddelde) en 7 kerken per modulator komt dit op een relatief groot kabelnetwerk van 50.000 kabel-abonnees uit op EUR 0,005 * 50000 / (30 * 7) = EUR 1,19 per kerkomroep-luisteraar per maand. Deze kosten worden aan de kabelexploitant betaald door de Stichting Kerkradio, die dan een totaalprijs incl. ontvangerkosten (zie punt 4) doorberekent aan de betreffende kerk. (In Gouda wordt dat in de praktijk iets anders geregeld, mede door de structuur van het kabelnet, maar het principe is hetzelfde.)

4. Ontvangers

De ontvangers zijn eigendom van de lokale Stichting Kerkradio en worden aan de kerken verhuurd. Kerken hebben meestal een klein aantal ontvangers "op voorraad" zodat die, bijv. bij plotselinge ziekte, op zaterdagavond nog geplaatst kunnen worden. (Dat laatste is een groot voordeel ten opzichte van de KPN-kerktelefoon.)

Tarieven

De tariefstructuur die de Goudse Stichting Kerkradio naar de kerken toe hanteert is de volgende:

- Kerk-afhankelijk bedrag voor de aanvoer van het signaal van de kerk naar het inkoppelpunt.
- NLG 65,- per kerk per maand voor deelname aan het systeem; dit is inclusief afschrijving van de modulator.
- NLG 10,- per gehuurde ontvanger (dus per kerkomroep-luisteraar) per maand, verrekend met de kerk; dit is inclusief de afschrijving van de ontvanger.
(Uit deze twee bedragen samen wordt ook de distributie over het CAI-netwerk betaald.)
- NLG 85,- borg of statiegeld per ontvanger, om er zeker van te zijn dat er geen ontvangers "verdwijnen"; dit wordt door de kerken op hun beurt doorgeschoven naar de uiteindelijke luisteraars.
- NLG 115,- eenmalige opslag- en administratiekosten per ontvanger bij het begin van de huurperiode.

Deze tarieven lijken hoog vergeleken met de NLG 6,35 die vroeger voor KPN kerktelefoon werd gerekend. Als daarbij echter de aansluitkosten en het hoge verloop (ca. 20% per jaar) worden meegenomen, blijkt dat de oplossing via het CAI-netwerk vroeger vanaf ongeveer 20 kerkomroep-luisteraars voordeliger was. Daarbij komt natuurlijk ook dat het CAI-systeem aanzienlijk flexibeler is dan de KPN-kerktelefoon. Met de huidige KPN tarieven is de kabel al goedkoper bij 3 of 4 luisteraars.

In de onderstaande grafiek is conceptueel de verhouding tussen KPN en CAI tarieven weergegeven. De startkosten van een CAI-systeem zijn hoog, maar per luisteraar zijn de (totale) marginale kosten, zeker nu, veel lager dan bij KPN. Merk op dat de geboden dienst hetzelfde is, en het bij KPN en CAI dus voor de kosten niet uitmaakt hoeveel kerkdiensten er op zondag en door de week worden uitgezonden.

[Afbeelding
figuur 1]

Figuur 1. Totale kosten per kerk per maand bij
gegeven aantal luisteraars, voor verschillende
opties voor distributie. De grijze gebieden bij
de KPN-kerktelefoon duiden op mogelijke
variaties in het jaarlijkse verloop-percentage.

Verglazing en landelijk inkoppelen

Dan is er nog het probleem van de "verglazing" van het netwerk (toepassing van glasvezels voor signaaldistributie) en het veelbesproken ene landelijke inkoppelpunt.

Van belang hierbij is dat alle kabelexploitanten bij wet verplicht zijn de lokale omroep tenminste binnen de betreffende gemeente door te geven (Mediawet art. 82i, www.minocw.nl/cultuur/mediawet.html). Hiervoor mag geen vergoeding worden gevraagd aan de lokale omroep of aan de gemeentelijke overheid, maar dit moet volledig betaald worden uit abonnementsgelden van kabel-abonnees. Dat is inclusief de ontvangst van het signaal en de modulatie. Die ontvangst kan alleen gebeuren binnen of vlak buiten het grondgebied van de betreffende gemeente (want het is een lokale omroep), maar het signaal kan, als daar toestemming voor wordt gegeven, ook direct in de radio-studio worden afgetakt. Het transport vanaf de ontvangst-antenne of studio tot het inkoppelpunt komt geheel voor rekening van de kabelexploitant.

Als de lokale omroep lokaal wordt ingekoppeld en op de kabel ook een lokaal bereik heeft, dan is er geen probleem en kan de kerkomroep op dezelfde manier worden ingekoppeld (kerkomroep is immers in principe een lokale omroep). Kabelexploitanten mogen niet discrimineren. De vraag is nu welke situaties kunnen ontstaan als niet lokaal wordt ingekoppeld en/of lokale omroepen geen strict-lokaal bereik ("targeting") hebben.

De verplichte doorgifte van de lokale omroep blijft 100% gelden, ook bij het ene landelijke inkoppelpunt. Als alle lokale omroepen op dat ene punt moeten worden ingekoppeld, zal het signaal door de kabelexploitant dus effectief heen en weer moeten worden getransporteerd, en dan is dat blijkbaar wat kosten betreft geen probleem. Het kerkomroep-signaal kan op dezelfde manier worden getransporteerd, en dan vrijwel zeker over dezelfde kabels. Aanleveren van het kerkomroep-signaal bij de ontvangst-antenne van de kabelexploitant of de studio van de lokale omroep is geen probleem. Als de kabelexploitant beweert dat dat niet mogelijk is, of een prijs vraagt die te hoog is, mag hij dat wederom schriftelijk toelichten op een manier die de NMa/OPTA begrijpen.

Aan de andere kant is het met Internet-techniek ook mogelijk om kerkomroep-signalen op het ene landelijke inkoppelpunt te bezorgen. Per geval kan met behulp van een kostencalculatie de meest efficiënte methode worden gekozen.

Als beweerd wordt dat in het ene landelijke inkoppelpunt alleen op landelijk niveau kan worden uitgezonden (dus iedereen krijgt altijd alle uitzendingen die daar worden verzorgd) EN de lokale omroepen worden daar ook ingekoppeld, dan is er wederom een probleem in de redenering. Kabelexploitanten zijn verplicht om de lokale omroep tenminste binnen de betreffende gemeentegrenzen op de kabel te hebben; er zijn ruim 400 lokale omroepen en hooguit 60 bruikbare radiokanalen op de FM-band, die voornamelijk gevuld worden met niet-lokale omroepen. Als alle lokale omroepen op het ene landelijke inkoppelpunt worden ingekoppeld, dan moet er een mogelijkheid zijn tot plaatselijke of in ieder geval regionale targeting. Een kabelexploitant die beweert dat dat voor kerkomroep dan niet mogelijk is, mag dat uitleggen in een brief aan de NMa/OPTA.

In het geval dat er geen specifiek-plaatselijke maar wel regionale targeting mogelijk is, valt de kabelexploitant niets te verwijten maar moet toch worden onderzocht of de kosten dan binnen de perken gehouden kunnen worden. Tenslotte is het bereik dan groter en dat betekent meer kabel-abonnees waarvoor de voorgestelde EUR 0,005 per modulator per maand moet worden betaald. Een optie is dan om te zoeken naar een modulator die (veel) meer kerken in dezelfde frequentieruimte kan transporteren, bijv. het Itess/SMI systeem (dat is echter op dit moment nog niet in de praktijk bewezen).

Een andere optie komt aan het licht als we ons realiseren dat landelijke inkoppeling met regionale targeting alleen kan zijn gerealiseerd als een belangrijk deel van het kabelnet omgezet is van koper-kabels naar glasvezels. Bij de huizen komt echter nog steeds een koper-kabel binnen, dus er moet ergens een omzetting van glasvezel naar koper plaatsvinden. Dat kan gebeuren in het oorspronkelijke inkoppelpunt, maar ook "lager" in het netwerk, dus dichter naar de abonnees toe. Hoe "lager" het niveau van de omzetting, des te meer omzetters er nodig zijn, vergelijk een (omgekeerde) boom met stam, takken en bladeren. Het kerkomroep-signaal kan worden ingekoppeld op het punt waar de omzetting van glasvezel naar koper plaatsvindt, en kabelexploitanten die daar problemen mee hebben, mogen dat aan de NMa/OPTA gaan uitleggen.

Als de omzetting van glasvezel naar koper op een of twee plaatsen in de gemeente gebeurt, is er geen probleem. De aanvoer van het kerkomroep-signaal wordt lastiger als die omzetting op (veel) meer plaatsen gebeurt. Vroeger waren alle kabelnetten alleen met koper-kabels opgebouwd, en in zo'n geval is er dus een (erg) groot deel van het netwerk omgezet naar glasvezels. Maar in 99% van de gevallen is het oude koper-netwerk nog steeds aanwezig, alleen wordt het niet meer gebruikt. Het opruimen van kabels is een kostbaar karwei, dus blijven de kabels liggen en worden ze op den duur vergeten.

Dit is een belangrijke constatering, want deze koper-kabels zijn nog steeds prima bruikbaar om het kerkomroep-signaal naar de omzet-punten te transporteren. Om dit te realiseren, kunnen drie strategieën worden gevolgd:

a. De kabelexploitant kan het koper-netwerk weer activeren en gaan onderhouden.
b. De plaatselijke Stichting Kerkradio kan het koper-netwerk overnemen van de kabelexploitant voor een (symbolisch) klein bedrag.
c. De kabelexploitant kan gedwongen worden om het koper-netwerk te verkopen aan de plaatselijke overheid.

Opties a en b liggen voor de hand, optie c behoeft wat nadere uitleg. Zoals al eerder opgemerkt, is de (plaatselijke) overheid verplicht om kabels te gedogen die voor openbare omroep- of telecomnetwerken worden gebruikt. Ongebruikte kabels hoeven dus niet meer gedoogd te worden. Dit specifieke feit is helder vastgelegd in de "Veel gestelde vragen met betrekking tot het gedogen van kabels" (art. 5.1 eerste lid, vraag 13; OPTA, januari 2002; www.opta.nl/download/faq_gedogen_kabels_010102.pdf).

De plaatselijke overheid, bij monde van (meestal) de wethouder voor ruimtelijke ordening, kan daarom de kabelexploitant de keuze geven om ofwel alle ongebruikte kabels op te ruimen, met vanzelfsprekend de verplichte correcte afvalverwerking, danwel om alle ongebruikte kabels te verkopen aan de gemeente voor een symbolisch bedrag van bijv. EUR 1,-. Vervolgens kan de gemeente de kabels voor datzelfde bedrag doorverkopen aan de Stichting Kerkradio.

Het is het overwegen waard om, als een dergelijke constructie wordt toegepast, een aparte stichting op te richten die alleen de kabels beheert, bijv. Stichting Kabeldistributie. De Stichting Kerkradio kan dan capaciteit huren bij de Stichting Kabeldistributie, waardoor de verantwoordelijkheden op een nette manier worden gescheiden. De Stichting Kabeldistributie kan de beheerde kabels ook openstellen voor andere geïnteresseerden, zoals nieuwe lokale omroepen, verenigingen of de gemeente zelf (voor bijv. raadsvergaderingen).

Merk op, dat in een dergelijke situatie natuurlijk geen modulators moeten worden opgesteld op elk "kleine" inkoppelpunt, maar dat 1 (of enkele, naar behoefte) modulator volstaat in of dichtbij het vroegere plaatselijke inkoppelpunt (de "start" van het koper-netwerk). Op de nieuwe glasvezel-koper overgangen kan dan passief worden bijgekoppeld.

Natuurlijk blijft gelden dat de kabelexploitant alleen kosten mag rekenen voor de daadwerkelijk gebruikte netwerk-onderdelen. Bij inkoppeling op een lager niveau zullen de kosten dus overeenkomstig moeten dalen.

Andere opmerkingen

Kerkomroep via de kabel is zeer algemeen toepasbaar en is de goedkoopste oplossing in alles behalve de kleinste plaatsen. Het is echter niet een oplossing die altijd in alle behoeften kan voorzien; de kabel heeft geografische beperkingen en luisteraars die buiten het verzorgingsgebied wonen kunnen niet worden bediend. Naast de kabel is er dus een oplossing nodig voor die personen, vaak is KPN kerktelefoon dan een goede optie, of (zeker voor langere afstanden) transport over het Internet. Binnen de plaatselijke Stichting Kerkradio kunnen de kosten hiervoor worden verrekend.

Het is bekend dat verschillende kerkgenootschappen moeite hebben met een aansluiting op de kabel. Als verteld wordt dat het gaat om een draadje voor de luidspreker en dat daarmee alleen maar de kerk kan worden gehoord, zijn de bezwaren meestal verdwenen. Voor gemeenteleden die nog geen kabel-abonnement hadden, kan dit geregeld worden via de Stichting Kerkradio, die dan ook de kosten voor het kabel-abonnement doorrekent aan de kerk(en). Dit heeft in de omgeving van Gouda aantoonbaar meer dan 10 nieuwe kabel-abonnees opgeleverd, die per maand NLG 26,- extra opleveren voor de kabelexploitant (Casema in dit geval).

Sommige kabelexploitanten bieden zelf een alternatief kerkomroep/abonneeradio systeem aan of willen dat gaan doen. Als dit wat totale kosten en contract (bijv. garantie op gelijkblijvende abonnementsprijzen gedurende tenminste 5 jaar) betreft een aantrekkelijk systeem is, kan het gebruik hiervan overwogen worden. Er is echter, zoals al eerder gezegd, geen enkele reden waarom de kabelexploitant andere oplossingen mag weigeren. Sterker nog, als het systeem van de kabelexploitant gratis van frequentieruimte gebruik mag maken, moet dat voor elk vergelijkbaar systeem ook zo zijn. Dit is nog eens vastgelegd in de uitspraak van de OPTA in maart 2002, waarin wordt bepaald dat Canal+ met terugwerkende kracht gratis op de Amsterdamse kabel mag omdat UPC ook geen kosten berekent aan de eigen abonnee-TV (www.opta.nl/documenten.asp?id=655).

Tenslotte een niet onbelangrijk zijspoor: actiegroepen, stichtingen, etc. die werkelijk hun doelen willen verwezenlijken zouden nooit geld of subsidie moeten aannemen van overheden of bedrijfsleven. Aan de ene kant verzandt de discussie dan vaak in een conflict over de besteding van het geld, terwijl niet meer wordt gedacht aan de oorspronkelijke doelen. Pas als het geld op is, komen de "echte" zaken weer voor het voetlicht. Aan de andere kant is het woord "subsidie" in de praktijk vaak synoniem aan "zwijggeld" en durft de actiegroep/stichting geen actie meer te ondernemen tegen overheden en bedrijven waarvan geld is ontvangen. Ook dan verdwijnen de doelen snel uit het vizier. Een vaak toegepaste tactiek is dat (plaatselijke) overheden ruime subsidies toekennen aan allerlei "ongewenste" actiegroepen, omdat bekend is dat er dan aanzienlijk minder kans is dat de actiegroepen hun zin krijgen.

Actie!

Om van het kabelnet gebruik te gaan maken voor de distributie van kerkomroep, is allereerst nodig dat er een plaatselijke Stichting Kerkradio/Kerkomroep o.i.d. wordt opgericht. Een enkele modulator kan immers zeven kerken bedienen, en van de kabelexploitant kan niet worden verwacht dat hij de kosten gaat verrekenen met zeven aparte instanties. Bovendien is het zinvol om bijv. ontvangers centraal bij de leverancier in te kopen.

De plaatselijke stichting is niet bedoeld als verlengstuk van kerkenraad of diaconie. Ze moet bij zeer sterke voorkeur "gevuld" worden met ter zake kundige technici, niet perse een ("meelevend") afgevaardigde uit elke kerk en zeker niet een afgevaardigde uit elke kerkenraad of diaconie. De bedoeling is dat de lokale stichting als een zelfstandig "bedrijfje" opereert, namens de kerken een technische oplossing zoekt voor technische problemen (en geen diaconale oplossing voor diaconale problemen), en die vervolgens aanbiedt aan de plaatselijke kerken. De kerken geven de stichting opdracht om namens hen naar die oplossing te zoeken en worden vervolgens per contract/huurovereenkomst afnemer van de stichting. Daarbij kan bijvoorbeeld worden bepaald dat bij de aanvang van de overeenkomst een aantal maandelijkse afdrachten ineens zal worden betaald, zodat de stichting voldoende kapitaal heeft om modulator en ontvangers aan te schaffen.

De plaatselijke stichting overlegt/onderhandelt met de kabelexploitant over distributie van het kerkomroep-signaal, en met de leverancier(s) over de modulator(en) en ontvangers. Alle genoemde aandachtspunten kunnen hiervoor worden gebruikt.

Zoals duidelijk zal zijn geworden, moeten de beweringen van kabelexploitanten (en andere monopolisten) niet als zoete koek worden geslikt. Het lijkt erop, dat kerkmensen de zondagse praktijk ver doortrekken en alles maar aannemen van personen en bedrijven die met autoriteit (lijken te) spreken. Wat veel meer nodig is, zowel op zondag als door de week, is de houding van de mensen uit Berea, die "onderzochten of deze dingen alzo waren".

Regelmatig zijn de NMa en OPTA genoemd. Dit zijn organisaties die de overheid heeft ingesteld om monopolisten (bedrijven met een "economische machtspositie") zich correct te laten gedragen. Het feit alleen al dat deze organisaties nodig zijn, betekent dat de betreffende bedrijven dat niet altijd doen.

Het zou bijzonder nuttig zijn als de NMa/OPTA duidelijkheid zouden scheppen met een uitspraak over kerkomroep, toegang tot de kabel en de prijs daarvan. Dat is echter alleen mogelijk als een specifieke situatie wordt voorgelegd. Als een bepaalde kabelexploitant niet wil, moet de plaatselijke Stichting Kerkradio dan ook niet aarzelen om de NMa/OPTA om een uitspraak te vragen. Dit heeft niet alleen z'n uitwerking op de plaatselijke situatie, maar voorkomt (hopelijk) dat in andere plaatsen dezelfde problemen ontstaan.

Als de stap naar de NMa/OPTA in één keer te groot lijkt, kan bijvoorbeeld een persbericht worden samengesteld waarin aan "het publiek" wordt gevraagd of iemand kan verzinnen waarom de kabelexploitant niet mee wil werken, en wat de specifieke redenen zijn waarom hij dat wel zou moeten. Als zo'n persbericht "ter informatie" naar de kabelexploitant wordt gezonden, zal er waarschijnlijk worden aangeboden om toch nog eens over een en ander te praten.

In de reeds genoemde "Richtsnoeren" (art 19; www.opta.nl/download/rsttk.pdf) is bepaald dat een kabelexploitant alleen de toegang mag weigeren indien
1. De netwerkcapaciteit tekort schiet, of
2. De technische integriteit van het netwerk in gevaar komt, of
3. De programma-aanbieder (de plaatselijke stichting in dit geval) weigert een redelijke kostengeorienteerde doorgiftevergoeding te betalen.
Al het bovenstaande kunnen we samenvatten door te concluderen dat kabelexploitanten op basis van deze vereisten geen enkele reden kunnen hebben om kerkomroep van de kabel te weren. En de bewijslast ligt altijd bij de kabelexploitant.

Het is tijd om te stoppen met het te vriend houden van de kabelexploitant, het gezellig drinken van kopjes koffie en glazen wijn. Het is tijd om op onze rechten te staan en de kabelexploitant op zijn plichten te wijzen. Dat is niet altijd plezierig en gezellig. Maar het is wel nodig. Het is tijd dat er iets gebeurt. Hoog tijd.

De rol van de landelijke stichting IKN

Wat is bij dit alles nu de rol van de Stichting Intermediair Kerkomroep Nederland? Als we kijken naar de opsplitsing in de vier onderdelen die bij kabel-distributie aan de orde komen, blijkt dat die rol erg bescheiden is.

1. Transport van kerk naar inkoppelpunt: dit is per kerk verschillend, en vele oplossingen zijn denkbaar. De sIKN zou technologische kennis kunnen verzamelen en op verzoek de plaatselijke stichting adviseren.

2. Modulator: de sIKN zou systemen kunnen testen, ontwikkeling van nieuwe systemen begeleiden, en eventueel desgevraagd advies geven over toepassing van systemen in specifieke situaties.

3. Distributie over het CAI-netwerk: hiervoor is overeenstemming nodig tussen de kabelexploitant en de programma-aanbieder (de plaatselijke stichting). De sIKN is geen programma-aanbieder en is dus in principe geen partij; wel zou een plaatselijke stichting de sIKN opdracht kunnen geven namens haar te onderhandelen met de kabelexploitant. Gezien het sterk plaatselijke karakter en de vele plaatsgebonden (o.a. geografische) aspecten, is dit echter wellicht niet altijd verstandig. De sIKN zou in ieder geval op verzoek technische en juridische ondersteuning kunnen bieden aan de plaatselijke stichting.

4. Ontvangers: equivalent aan modulators.

Van de sIKN kan niet verwacht worden dat zij op eigen initiatief onderhandelingen start met kabelexploitanten. Zoals al gezegd moet het initiatief komen van de plaatselijke stichtingen.

Het is ook moeilijk haalbaar om tot landelijk geldende distributie-tarieven te komen, want die zouden gebaseerd moeten zijn op de werkelijk door de kabelexploitant gemaakte kosten voor enkel het gedeelte van het netwerk dat voor de distributie wordt gebruikt, en het is te verwachten dat daar wat plaatselijke variatie in zit. De berekeningen in het bovenstaande proberen wel een standaard-tarief te bepalen, maar het is niet waarschijnlijk dat alle kabelexploitanten daar op voorhand mee zullen instemmen.

Voor kerkomroep-luisteraars die niet via de kabel kunnen worden bereikt, is een andere oplossing nodig. Vooralsnog kan hier KPN-kerktelefoon worden toegepast. De sIKN coördineert op dit moment ontwikkelingen om ook hiervoor tot een kosten-efficiëntere oplossing te komen (voornamelijk op basis van Internet-technologie); hopelijk zullen de resultaten hiervan binnen enkele jaren breed toepasbaar zijn.

 

Copyright © 2002 J.A. Bezemer. Ongewijzigde verspreiding van (delen van) dit artikel op elke wijze is toegestaan, mits met de vermelding dat dit artikel te vinden is op http://www.opensourcepartners.nl/ktel/cai; deze verplichting is ook van toepassing bij citaten. Wijziging is niet toegestaan.